Antwoorden spelregelvragen clubavond 18-feb 2014

01 maart 2014

De spelregelvraag  1

 Na een hoekschop wordt de bal uitverdedigd, die dan vervolgens bij een aanvaller voor de voeten komt en deze schiet de bal direct op het doel. De bal gaat hoog over 2 aanvallers heen die in buitenspelpositie lopen, maar zij laten duidelijk zien dat de bal voor hen niet binnen speelbereik is en dat zij deze ook niet willen spelen. Zij lopen wel in de baan van het schot en het gezichtsveld van de doelverdediger, maar de afstand is erg groot. De scheidsrechter moet beslissen of dit een geldig doelpunt is. Wat doet hij?

a. Hij kent het doelpunt niet toe, wan de spelers lopen in buitenspelpositie en dan doet de afstand er niet toe.

b. Scheidsrechter kent een doelpunt toe, want hier is geen sprake van het beïnvloeden van het spel van de doelverdediger, omdat de afstand tussen de spelers en de doelman te groot is.

c. Ondanks dat het strafbaar buitenspel is, kent hij het doelpunt toch toe, want de doelman ziet de bal duidelijk aankomen.

d. Hij keurt het doelpunt af, want de spelers konden de bal wel niet spelen, maar dat hoeft voor het beïnvloeden van de doelverdediger niet echt.

 

Het juiste antwoord is B: beïnvloeding van de tegenstander is hier het onderdeeltje welke van toepassing is bij beoordeling of er sprake is van al dan niet strafbaar buitenspel. Genoemde spelers die buitenspel staan laten duidelijk zien niet actief bij het spel betrokken te zijn. De vraag of ze uitzicht belemmerend zijn voor de doelman, moet ook ontkennend worden beantwoord, omdat de afstand van waar de bal vertrekt en de doelman staat erg groot is en daarbij gaat de bal ook nog eens hoog over de buitenspel staande spelers. De doelman wordt geacht voldoende zicht te hebben om die bal aan te zien komen.

 

De spelregelvraag  2

 Een aanvaller en een verdediger lopen langs de zijlijn achter de bal aan. Als de bal voor beide spelers binnen speelbereik is, geeft een aanvaller zijn tegenstander met de schouder een duw tegen de schouder. Deze komt hierdoor ten val. Hoe zal de scheidsrechter hier dienen te handelen?

a. Hij laat doorspelen, want duwen met schouder tegen schouder is geoorloofd zolang de bal binnen speelbereik is en niet de vorm van smijten heeft

b. Scheidsrechter fluit af, geeft een directe vrije schop voor het onvoorzichtig duwen en toont de overtreder een gele kaart

c. hij fluit af en geeft een indirecte vrije schop, omdat het duwen met de schouder niet meer geoorloofd is

d. Scheidsrechter fluit af en geeft een indirecte vrije schop, omdat de bal niet binnen speelbereik was

Het antwoord is A: een schouderduw is correct als dat gebeurt met schouder tegen schouder, de bal binnen speelbereik en de bedoeling hebbende de bal te willen spelen.

 

De spelregelvraag  3

 Via de doelverdediger komt de bal bij een aanvaller terecht. Deze wil de bal op het doel gaan schieten. Links van hem staat een teamgenoot, die slechts 1 verdediger tussen zichzelf en de doellijn heeft, maar die op dat moment niet echt het spel beïnvloedt. Als de bal geschoten wordt, stuit deze via het been van de doelverdediger naar de zijkant van het strafschopgebied. De in buitenspel positie staande teamgenoot van de schutter gaat naar de bal toe en zet deze voor. Wat zal de scheidsrechter dienen te doen?

a. Hij laat doorspelen, want hij beïnvloedde eerder het spel niet.

b. S. fluit af en hervat het spel met een indirecte vrije schop, omdat de speler die op het moment van spelen buitenspel stond voordeel trekt uit deze eerdere positie.

c. Hij laat door doorspelen, want de buitenspel staande speler krijgt de bal toegespeeld door de doelverdediger.

d. S. had direct moeten affluiten, omdat hij al strafbaar buitenspel stond.

 

Het juiste antwoord is B: op het moment van spelen van de bal stond de teamgenoot buitenspel. Toen de bal op het doel werd geschoten stond hij evenwel niet strafbaar buitenspel. Nu de ingeschoten bal via het been van de doelverdediger richting de buitenspel staande speler stuit, wordt dit alsnog als strafbaar buitenspel gezien omdat hij nu voordeel trekt uit de eerdere buitenspelsituatie.

 

De spelregelvraag  4

 Een aanvaller loopt op hoge snelheid met de bal aan de voet richting strafschopgebied van de tegenpartij. Een verdediger achtervolgt hem en als zijn tegenstander niet meer binnen bereik is en van de zijkant het strafschopgebied in wil gaan, springt hij van achteren met een gestrekt been naar voren naar zijn tegenstander. Deze raakt hij met de noppen vrij fors op de achterkant van het onderbeen. Hij overschrijdt hierbij de noodzakelijke inzet en loopt het risico zijn tegenstander te blesseren. Wat moet de scheidsrechter doen?

a. Hij geeft een directe vrije schop voor het laten struikelen van zijn tegenstander en geeft geel voor het onderbreken van een veelbelovende aanval

b. Hij geeft een directe vrije schop en toont de overtreder de rode kaar voor het in gevaar brengen van de veiligheid van zijn tegenstander

c. Hij kent een directe vrije schop toe en een rode kaart voor het om zeep helpen van een scoringskans

d. Hij geeft een directe vrije schop voor het ten val brengen van zijn tegenstander en geeft geel voor het onbesuisd uitvoeren van de tackle.

 

Het antwoord moet B zijn: voor de overtreding is de spelhervatting een directe vrije schop. De manier waarop deze tegenstander wordt geraakt is zondermeer buitensporig, waarvoor de enige juiste straf de rode kaart is. Inkomen met gestrekt been naar voren en met de noppen vrij fors op de achterkant van het been, kent maar één kleur kaart: rood.

 

De spelregelvraag  5

 Bij een hoekschop in de laatste minuut komt de doelverdediger mee naar voren. De bal komt voor en wordt uit het doelgebied gekopt. De bal komt richting de doelverdediger, die de bal wil koppen. Een verdediger komt echter met een te hoog geheven been en raakt de doelverdediger tegen het hoofd. Door deze onbesuisde overtreding heeft de doelman een bloedende hoofdwond. Wat zal de scheidsrechter doen?

a. Hij hervat het spel met een indirecte vrije schop voor het spelen op gevaarlijke wijze. Te hoog trappen.

b. Hij fluit af en geeft een strafschop voor het spelen op gevaarlijke wijze, waarbij de doelverdediger wordt geraakt.

c. Hij fluit af en kent een strafschop toe voor het onbesuisd aanvallen van de doelverdediger. De overtreder krijgt tevens een gele kaart voor het onbesuisde van de actie.

d. Hij fluit af en geeft een indirecte vrije schop voor gevaarlijk spel en toon de overtreder de gele kaart.

 

Het juiste antwoord is C: hier is sprake van gevaarlijk spel, waarbij de tegenstander wordt geraakt. Dan is in tegenstelling tot vroeger de spelhervatting een directe vrije trap. De overtreding geschiedt binnen het strafschopgebied en dus is de spelhervatting een strafschop. Omdat het een onbesuisde actie is, dient de overtreder bovendien een gele kaart te worden getoond.

 

De spelregelvraag 6

 Een speler van ploeg A omspeelt een tegenstander en rent met de bal aan de voet langs de zijlijn, waar hij in zijn loop wordt belemmerd door een tegenstander, die zich tussen de bal en de tegenstander begeeft. De bal is echter niet binnen speelbereik. Het contact dat plaatsvindt is bijkomstig en niet doelgericht op lichamelijk contact. Wat zal de beslissing van de scheidsrechter zijn?

a. Hij geeft een indirecte vrije schop voor het plegen van ongeoorloofde obstructie.

b. Hij laat doorspelen, want dit is een voorbeeld van geoorloofde obstructie.

c. S. fluit en kent een directe vrije schop toe voor het onvoorzichtig aanvallen (blokkeren) van de tegenstander.

d. Hij fluit af en geeft een directe vrije schop voor blokkeren en toont geel voor het ontnemen van een scoringskans.

 

Het juiste antwoord is A: dit is een typisch voorbeeld van niet geoorloofde obstructie. Het gaat hier om hinderen, zonder daarbij de bedoeling te hebben om lichamelijk contact te maken. De spelhervatting voor ongeoorloofde obstructie is een indirecte vrije schop. Blokkeren is willens en wetens de tegenstander de weg versperren, waarbij lichamelijk contact onvermijdelijk is. De spelhervatting voor blokkeren is een directe vrije schop.

 

De spelregelvraag  7

 Na een hoekschop wordt de bal uitverdedigd en komt weer bij een aanvaller terecht. Deze schiet de bal richting doel. Op dat moment staan 2 aanvallers in een niet strafbare buitenspelsituatie. De bal stuit vervolgens af van verdediger A en komt bij een medeverdediger terecht. Deze speelt de bal via een mistrap naar een van de buitenspel staande spelers, die vervolgens scoort. Wat beslist de scheidsrechter?

a. De scheidsrechter keurt het doelpunt af, want ondanks dat de verdediger de bal speelde naar de aanvaller, stond hij wel buitenspel.

b. De scheidsrechter keurt het doelpunt af, want op het moment van het schot stonden de 2 spelers wel niet in strafbare buitenspelsituatie, maar daarna kregen ze de bal toegespeeld en trokken zij voordeel uit hun positie.

c. De scheidsrechter keurt het doelpunt af, want op het moment dat de bal geschoten wordt is er sprake van ingrijpen door de aanvallers.

d. De scheidsrechter kent het doelpunt toe, want op het moment van schieten is er geen sprake van strafbaar buitenspel. Als de bal vervolgens door een verdediger door een mistrap gespeeld wordt naar een van de aanvallers, dan kan er geen sprake zijn van buitenspel, want hij ontvangt de bal van de verdediger.

 

Het juiste antwoord is D: ondanks dat hier sprake is van een mistrap van een verdediger, is hier toch sprake van het bewust spelen van de bal en is er dus geen sprake van strafbaar buitenspel. Het gescoorde doelpunt kan dus worden toegekend.

 

De spelregelvraag  8

 Ploeg A mag een vrije schop nemen, nadat ploeg B een overtreding heeft gemaakt. De muur wordt opgesteld en de vrije schop wordt genomen. Een verdediger die niet op 9.15 meter staat, maakt zich groter door zijn armen boven het hoofd te brengen en houdt met de armen de bal tegen. Wat moet de scheidsrechter nu doen?

a. Hij geeft een indirecte op de plaats van het raken van de bal, want op het moment dat hij de bal met de hand speelt staat hij niet op de vereiste afstand van 9.15 meter. Tevens krijgt hij daar de gele kaart voor.

b. Hij laat doorspelen, want dit was geen opzettelijk hands. Dit was gezicht beschermen en dat is geoorloofd.

c. Hij geeft een strafschop voor opzettelijk hands en geel voor onsportief gedrag.

d. Hij geeft een scheidsrechters bal ,om dat beide overtredingen op hetzelfde moment gemaakt worden.

 

Het juiste antwoord is C: één van de vier antwoorden moet de juiste zijn. Een indirecte vrije schop, doorspelen of een scheidsrechtersbal kan het nooit zijn. Dus blijft over de strafschop, waarbij dan ook geconcludeerd mag worden, dat de overtreding binnen het strafschopgebied werd gemaakt, alhoewel dat niet expleciet genoemd werd. Het gaat hier om een niet natuurlijke houding van de armen en dit moet dus uitgelegd worden als opzettelijk hands, een dergelijke handsbal wordt ook als onsportief gedrag beoordeeld, en dus is de gele kaart de persoonlijke straf.

 

De spelregelvraag  9

 Aanvaller A wil de bal naar een tegenstander spelen, maar deze komt bij verdediger B terecht. Deze verdediger wil de bal aannemen, maar dan stuit de bal alsnog naar een tegenstander. Deze loopt met de bal richting het strafschopgebied van de verdedigende ploeg. Verdediger B herstelt zijn fout door de aanvaller op ondoordachte wijze te laten struikelen. Een onbezonnen actie. Wat zal de scheidsrechter moeten doen?

a. S. fluit af, kent een directe vrije schop toe en toont de overtreder een gele kaart voor het onbesuisd ten val brengen van zijn tegenstander.

b. S. fluit af, geeft een vrije schop en toont rood voor het onderbreken van een veelbelovende aanval.

c. S. fluit af, geeft een indirecte vrije schop voor het laten struikelen van een tegenstander. Is slechts een hele lichte overtreding.

d. S fluit af en kent een directe vrije schop toe voor het op onvoorzichtige wijze laten struikelen van de aanvaller.

 

Het juiste antwoord is D: voor de overtreding dient een directe vrije schop te worden gegeven. het op ondoordachte wijze laten struikelen moet worden uitgelegd als een onvoorzichtige actie, zodat voor deze overtreding geen gele kaart hoeft te worden getoond.

 

De spelregelvraag  10

 Bij een aanval van ploeg A valt de bal tussen 2 tegenstanders in. De bal belandt in een kluts en stuit van het been van de aanvaller en gaat naar de verdediger die op de grond ligt. Deze gaat met de hand naar de bal en slaat deze weg. De bal komt vervolgens bij de aanvaller terecht die de bal tegenhoudt met de arm en hem tussen zijn arm en zijn lichaam klemt. Beide spelers maken bijna tegelijkertijd opzettelijk hands. Wat beslist de scheidsrechter?

A. Omdat het bijna tegelijkertijd gebeurt en beide overtredingen even zwaar zijn hervat S met een scheidsrechtersbal.

B. Omdat beide spelers op bijna hetzelfde moment een even zware overtreding maken laat S doorspelen.

C. De verdediger maakt de eerste overtreding. Daarna maakt de aanvaller pas hands, dus kent S een directe vrije schop toe aan de aanvallende partij.

D. Omdat beide spelers hands maken geeft S een scheidsrechtersbal en geeft hen beide een gele kaart voor het opzettelijk spelen van de bal met de hand.

 

Het juiste antwoord is C: het gaat hier weliswaar om twee dezelfde overtredingen, namelijk opzettelijk hands maken, doch duidelijk is dat de verdediger de eerste overtreding maakt en de eerste overtreding moet dus worden bestraft.

Terug naar overzicht
Agenda

Weet wat
er speelt

30Mrt
Bartho Reuvers O12 toernooi
Aanvang: 09:00
30Mrt
Easter Open (SV Gramsbergen)
Aanvang: 09:00
01Apr
Salland Cup
Aanvang: 09:00
02Apr
Reguliere Training SNO Nijverdal
Aanvang: 19:30
08Apr
Jaarlijkse Algemene Ledenvergadering SNO Nijverdal
Aanvang: 20:00

Wij zijn trots op onze sponsoren